LEADER: Op weg naar een efficiëntere bemesting
Proef in samenwerking met Europa (‘Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland’), de Vlaamse Overheid, Provincie Limburg en LEADER (Liaison Entre Actions de Développement de l’ Économie Rurale) Haspengouw.
met de steun van ELFPO
Promotor: BDB
Situering project
De afgelopen 25 jaar hebben diverse mestactieplannen (MAP) zich opgevolgd, met als doelstelling de waterkwaliteit te verbeteren. Elke MAP omvatte diverse bepalingen omtrent bijvoorbeeld uitrijregeling, N- en P-bemestingsnormen, handhaving en controle enzovoort. Deze regelgeving leidde tot vervlakking van de bemesting op perceelniveau waarbij onvoldoende rekening werd gehouden met de kenmerken van het individuele perceel. In het recente MAP5 wordt de nadruk gelegd op een geïntegreerde bedrijfsaanpak om zo een efficiënter gebruik van meststoffen te garanderen. In deze bedrijfsaanpak krijgt de landbouwer een grote vrijheid om de bemesting op perceelniveau in te vullen, maar anderzijds krijgt hij ook een grotere verantwoordelijkheid om het nitraatresidu en ook het fosforgehalte op niveau van het perceel onder controle te houden. Gezien de grote hoeveelheid aan aangeboden organische meststoffen is er correcte informatie nodig inzake de werkingscoëfficiënt of de bemestingswaarde ervan. Het project beoogt dan ook een doelgerichte ondersteuning van de landbouwers om op die manier de bemesting op perceelniveau te optimaliseren via de mogelijkheden binnen MAP5. Er zal verder ook een tool beschikbaar zijn (‘BDBrekenmee’) om de landbouwer bewust te maken en makkelijk de bemestingsadviezen om te laten rekenen naar een toe te dienen hoeveelheid van de gewenste meststof.
Om de werkingscoëfficiënt van organische meststoffen op een visuele manier te kunnen waarnemen, hebben we d.m.v. 4 verschillende bemestingsstrategieën eenzelfde hoeveelheid totale stikstof toegediend op maïs. De werkzaamheid van de organische meststoffen verschilt telkens echter, waardoor er een verschil zichtbaar zal zijn tussen de objecten onderling. Op de overige objecten hebben we dezelfde strategie toegepast, maar ook nog een aanvulling gedaan met kunstmest (de toegediende eenheden werkzame stikstof zijn voor alle objecten hetzelfde). Op die manier kan aangetoond worden dat er mits een gedeeltelijke vervanging van kunstmest door beschikbare organische meststoffen eenzelfde resultaat kan behaald worden. Werkzame stikstof is stikstof die in het jaar van toediening door de plant kan worden opgenomen. Voor organische meststoffen zoals dierlijke mest is het de som van stikstof die al aanwezig is onder minerale vorm (vooral ammonium-N) en de stikstof die nog organisch gebonden is maar snel afbreekt (<1 jaar vanaf het tijdstip van toedienen).
Vaste mest, bijvoorbeeld, heeft voor de meeste teelten een werkingscoëfficiënt van 30%. Dit wil zeggen dat 30% van de aanwezige stikstof beschikbaar zal zijn tijdens het eerste jaar na toedienen. De overige 70% kan vrijkomen tijdens het tweede jaar en zelfs ook nog tijdens het derde jaar na toediening (afhankelijk van de samenstelling). Belangrijk is hiermee rekening te houden op vlak van een optimale inzet van mest voor uw gewassen. Wissel mestsoorten daarom in de mate van het mogelijke af door de jaren heen.
Daarbij moet ook nog eens rekening gehouden worden met de hoeveelheid gemakkelijk mineraliseerbare organische stikstof in de mest en de hoeveelheid ammoniakvervluchtiging bij de toediening. Met andere woorden zal de berekende hoeveelheid N die we willen toedienen in werkelijkheid niet volledig worden toegediend.
Van de verschillende objecten zullen de opbrengsten in kaart gebracht worden en zullen er gewasanalyses uitgevoerd worden.
Het is belangrijk om de stikstofbemesting af te stemmen op de gewasbehoefte. Efficiënt bemesten begint dan ook bij kennis van de uitgangssituatie. Hierbij moet rekening gehouden worden met de beschikbare N uit de bodem en de lucht. De voorteelt van het perceel is dus van essentieel belang, denk bijvoorbeeld maar aan oogstresten en groenbedekkers die ook een vrijgave van stikstof met zich mee brengen. Vandaar dus ook het belang van een bodemanalyse om op een efficiënte manier te kunnen bemesten. Behalve bodemanalyses zijn ook mestanalyses een must voor een efficiënte bemesting, omdat de werkelijke inhoud van organische meststoffen dikwijls afwijkt van de forfaitair vastgelegde normen. Conclusie: gissen is missen, meten is weten.
Werking PIBO-Campus
Aan de hand van 4 meststoffen wordt eenzelfde hoeveelheid totale stikstof toegediend. Deze 4 meststoffen verschillen qua werkingscoëfficiënt of bemestingswaarde van de stikstof. We zien hier de forfaitair vastgelegde normen:
- Kunstmest: stikstof is voor 100% werkzaam
- Drijfmest: stikstof is voor 60% werkzaam
- Stalmest: stikstof is voor 30% werkzaam
- Compost: stikstof is voor 15% werkzaam
Aangezien we bij het gebruik van dierlijke meststoffen beperkt zijn tot 170 E totale N/ha, kunnen we de volledige N-behoefte van het gewas niet invullen. Enerzijds hebben we de objecten enkel bemest met de organische meststoffen (N-behoefte is op die manier niet ingevuld), anderzijds hebben we een bijbemesting met kunstmest uitgevoerd bovenop het gebruik van de organische meststoffen om zo de volledige N-behoefte in te vullen. Op die manier kunnen we aantonen dat een deel van het kunstmestgebruik kan worden vervangen door het gebruik van organische meststoffen.
In het project zullen we beroep doen op staalanalyses van zowel de bodem als de gebruikte meststoffen, zodat enerzijds de behoefte kan bepaald worden en anderzijds de werkelijke inhoud en werkingscoëfficiënt van de toegediende organische meststoffen.
Looptijd project
1 januari 2016 – 30 juni 2018